Wat betekent de stoppersregeling voor mij?
Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (lbv en lbv+)
De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (lbv) en variant daarop (lbv+) hebben als doel om op korte termijn de uitstoot van stikstof te verminderen. Dit doet de overheid door veehouderijen met productierechten aan te moedigen om te stoppen. Daarom is op 12 juni 2023 de Landelijke Aanpak Piekbeslasting van start gegaan.
In het kort
De lbv regeling houdt in dat veehouderijactiviteiten op een locatie worden beëindigd door opkoop van productiecapaciteit (stallen) en opkoop van dierrechten. De waarde van de gebouwen wordt daarbij bepaald op basis van gecorrigeerde vervangingswaarde met behulp van normbedragen. De stopper heeft recht op 100% van de waarde van de productiecapaciteit.
De variant op deze regeling, genaamd lbv-plus, is bedoeld voor de veehouderijlocaties die landelijk de meeste stikstofneerslag veroorzaken op Natura 2000-gebieden. De veehouder ontvangt dan mogelijk 120% van de vastgestelde waarde van de productiecapaciteit.
Om in aanmerking te komen voor de Lbv of Lbv-plus regeling dient de ondernemer te voldoen aan voorwaarden. De voornaamste voorwaarden zijn:
- Dieren te houden waarvoor productierecht nodig is: melkvee, varkens of pluimvee. De Lbv-plus is er ook voor vleeskalverhouderijen.
- Het bedrijf veroorzaakt een bepaalde mate van stikstofdespositie op overbelaste Natura 2000 gebieden: de zogenaamde drempelwaarde. Deze waarde wordt berekend met een rekentool.
Iedere regeling biedt kansen en bedreigingen. Deelname aan de lbv (+) regeling betekent dat de deelnemer aan de regeling:
- Op de locatie niet opnieuw landbouwhuisdieren voor de productie van landbouwproducten mag houden
- Niet op een andere locatie dezelfde diersoorten met productierechten mag houden, tenzij het een locatie betreft die men al had
- Bij overdracht van de locatie (of een deel) middels een kettingbeding regelt dat de onder 1 vermelde verplichting ook voor diens rechtsopvolgers geldt.
Overigens is het zo dat 15% van de aanwezige stikstof mag worden ingezet om een alternatieve economische activiteit te starten op de locatie.